Vanuit een kartografisch oogpunt (..) hebben blinden en slechtzienden mij altijd al bezig gehouden. Hoe ervaren zij de omgeving op een ruimtelijk manier? Hoe lezen zij kaarten, als ze zelf geen of amper een kaart kunnen zien?
Niet geheel zonder toeval mocht ik vorig jaar aanwezig zijn bij ‘een presentatie van een voorstel ter verbetering van de toegankelijkheid van Almere Centrum voor mensen met een visuele beperking’. Studenten van de minor Smart World / Mobiliteit, Hogeschool Windesheim, hadden een voorstel voor een virtuele geleidelijn (een soort van digitale ‘witte stok’ in plaats van die witte stroken met ribbels) voor/met de Gemeente Almere als concept uitgewerkt. Afgelopen week presenteerde een nieuwe groep studenten bij het Kadaster een deel van het vervolg: precisie positionering.
Virtuele geleidelijn
Weten waar je bent en waar je naar toe wilt is belangrijk, zeker als je wilt navigeren. En als je blind of slechtziend bent, moet dat een tikje preciezer: om te kunnen navigeren op de stoep mag je maximaal 50 cm van de route afwijken, ook bij hoge gebouwen en met een slecht ontvangstsignaal. Vanuit ons kantoor in Zwolle zagen we de studenten regelmatig voor de deur langslopen, met een soort van dubbeldikke GPS ontvanger bij de hand. Het is deze groep aardig gelukt, zelfs met hardware van onder de 1000 euro (een MT8, U-Blox als ik het goed heb) en dankzij een fijn grote antenne, zodat de hele amplitude van het signaal wordt ontvangen.
Dat kan alleen maar beter worden als naast de GPS en Glonass signalen ook Galileo en Beidou kunnen worden opgepakt en als de hardware steeds kleiner wordt. Mooiste quote van de vlotte presentatie, (over de virtuele geleidelijn): “Je kan het niet zien, maar het ligt er wel”. Hulde voor het Kadaster om dit team zo te ondersteunen. Het project is overigens onderdeel van een groter traject, waarover we zeker meer zullen horen.
Making Space
Voor wie wat verder wil kijken over hoe wij (onze hersenen) navigeren, kan ik “Making Space” van Jennifer Groh van harte aanbevelen. Groh gaat onder andere in op hoe onze ogen functioneren (als ze 100% zijn), hoe andere sensoren helpen bij het navigeren en hoe wij, en andere soorten, afstanden bepalen. Met als een paar bijzondere feiten: mieren tellen gewoon het aantal stappen die zij nemen en weten zo wanneer ze ongeveer weer thuis zijn; als we een bril opzetten, waardoor we de wereld ondersteboven zien, dan wennen we daar na een tijdje gewoon weer aan; en: als onze oren zouden veranderen (wie zou dat doen) dan zijn we de richting van een geluidsbron even kwijt. Maar ook dat went en het richtingsgevoel komt na een tijdje gewoon weer terug.
– Eigenlijk een aparte boekbespreking waard. Bij echte interesse, kan ik de MOOC van harte aanbevelen.
Blind navigeren
Overigens kan ik dat ‘blind navigeren’, als in ‘100% vertrouwen op uw navigatie systeem’, voor de niet-blinden en slechtzienden niet aanbevelen. Regelmatig slaan gebruikers van navigatiesystemen wegen in die niet bestaan (want “u moet nu rechts”) of staat er nu toch echt een ‘verboden voor auto’s’ bord, dat nog niet in de navigatie data is opgenomen. En wie kent het niet: ineens in een file rijden, terwijl die niet op de kaart staat en zelfs niet wordt genoemd door de verkeersinformatie. Of de navigatie geeft een file aan, maar eenmaal aangekomen is er geen (absoluut de betere ervaring). Je laten navigeren heeft zo zijn beperkingen, de werkelijkheid even checken blijft het devies.*
Ook al ben ik benieuwd naar de digitale variant van de geleidelijnen, zo’n witte stok heeft ook zijn plussen voor slechtzienden: zo zien anderen dat de drager echt niet alles kan zien. En het scheelt weer menig excuus en/of blauwe plek. In Almere zijn de blinde geleidelijnen bij het station inmiddels mooi aangepast. Misschien ook al virtueel, maar in ieder geval al in het echt.
* naschrift, want pas achteraf gevonden: “.. wie het navigeren aan een apparaat overlaat, traint zijn geografische kennis niet en zal vaak niet weten waar hij zich bevindt.” Digitale dementie, Manfred Spitzer. Zo ondergraaft de geo-sector door heftig gebruik van navi’s juist dat waar zij zich hard voor maken!
Overigens: Airpoly, een app die hoop geeft!
Maar dankzij Roosmarijn van @Geodomein is dat wel een stuk lastiger geworden: zij schreef namelijk een praktisch boek(je) over “In 10 stappen zichtbaar in het geodomein” waarin ze juist uitlegt hoe dat zichtbaar zijn in zijn werk gaat. Er is overigens niets mis met onzichtbaarheid, maar Roosmarijn’s pleidooi: je kan zoveel meer bereiken door wél zichtbaar te zijn (gevonden worden, feedback ontvangen, je collega’s ‘geobewust’ maken,…).
Ten eerste alom lof voor (bijna) elke professional die zijn/haar passie zo openlijk met de buitenwereld deelt en zijn/haar gedachten eens vrijwillig ‘op papier’ zet – en daarbij het niveau van ‘happy tweet’ of ‘hoera update op LinkedIn’ ontstijgt. Vooral als het om zo’n handzaam en gemakkelijk leesbaar boekje gaat. Meteen na de inleiding zie ik Roosmijn al fietsen ‘langs de weilanden in de binnenduinrand’, verwonderend hoe dat landschap is ontstaan. Die verwondering is gebleven en in dit boekje richt ze die op o.a. zichtbaar zijn, gevonden worden, en waarom dat van belang is.
In schrift en beeld
Wat vooral aanspreekt: de duidelijk indeling, de vele voorbeelden, de opmaak met schrift en beeld (…), dat stukje over ‘deel je kaarten’, de samenvattingen. Het leest allemaal vlot weg en het heeft een duidelijke lijn: eerst deel I over “Zichtbaar in schrift”, dan deel II over “Zichtbaar in beeld”.
Zichtbaar in schrift gaat vervolgens in op missie en visie, maak een plan en breng je boodschap naar buiten. Ik heb wat twijfels over ‘maak een persbericht’ – die dagen zijn toch echt passé – en had eerder ‘schrijf eens een blogje’ of ‘reageer eens op een LinkedIn discussie verwacht. Maar het stukje over ‘deel je kaarten’ maakt het een en ander weer goed: hoe en waarom kan ik data en kaart internen extern delen en hoe zorg ik ervoor dat ze vindbaar zijn.
Zichtbaar in beeld gaat in op het de kunsten van het pitchen (voor honkballers onder ons: dit gaat om een korte peptalk voor een groep), hoe je een presentatie maakt, hoe je kan reageren op sociale media (…) en hoe je jezelf kan presenteren met een video (niet zo mijn ding). Organiseer een evenement sluit het deel af.
Positieve kritiek
Als puntjes van –positieve- kritiek (gewoon bedoeld als input voor een volgende versie):
Over missie en visie
“Nu de crises achter de rug is, is de behoefte aan een visie (of het herijken daar van) terug van weggeweest”. Is die behoefte er juist niet tijdens een crises? Wordt de koers van een organisatie wat gemakkelijker verlegd als het stormt (lees: als er een crises is)?
Interne samenwerking
“Goede interne samenwerking en steun van het bestuur zijn een fijne basis”. Deze zin staat wat verlaten boven een pagina grootte “Doelgroepmiddelmatrix” (drie keer woordwaarde) en slaat op het communicatieplan. Ik vraag me af of deze kenmerken niet voorwaardelijk zijn voor een succes.
Ik zou hier schrijven: “vormen de basis”.
Nachtwerk
Van nature is geo-informatie een mooie basis voor zichtbaarheid. Ik kan me voorstellen dat andere afdelingen in organisaties, lees de financiële administratie, de tekenkamer (bestaat die nog?), de werkplaats, een grotere uitdaging hebben om zichtbaar te zijn.
Ik kijk uit naar de tweede versie van “In 10 stappen zichtbaar in het geodomein”, waarbij hopelijk minder ‘diep in de nacht werk’ dan bij de eerste uitgave komt kijken. Overigens, van het lezen van dit boekje alleen wordt je niet zichtbaarder in het Geodomein, of daarbuiten, daar moet je wel wat meer voor doen. En daar helpt Roosmarijn graag bij….!
Het boekje downloaden kan hier http://geodomein.nl/gratis-e-book/
Slechts de titel van één van de twaalf verhalen uit Tien verdwenen dagen van Michiel van Straten. Van Straten staat stil bij de subjectiviteit van geld, getallen, meter, tijd, kalender en ons wereldbeeld. Dat laatste zou de gemiddelde geo-professional moeten aanspreken en dat kan in twee hoofdstukken: De wereld bestaat niet en Een verticale evenaar.
In De wereld bestaat niet is de auteur, of beter: zijn wereldbeeld, wat aan het wankelen gebracht na de ontdekking van de petersprojectie. Kaarten vervormen Nu eenmaal ons wereldbeeld en de pionier op dat gebied was Gerardus Mercator. Nieuw voor mij was dat Mercator door de inquisitie verdacht werd van ketterij. “Zijn misdrijf was dat hij de wereld op een objectieve manier weergaf” en “Objectiviteit stond in de weg van de Bijbelse boodschap en degenen die haar uitdroegen”. Maar gelukkig kon de ketterij niet afdoende worden bewezen en mocht deze cartograaf na zeven maanden opsluiting weer aan het werk (1).
Mercator vond (daarna?) ook het woord “atlas” uit als duiding van een verzameling kaarten in een boek. Maar lezers hoeven het woord van de auteur niet te geloven: het Mercator museum in St. Niklaas is altijd goed bereikbaar vanuit Nederland, ongeacht welke projectie je de voorkeur geeft op je navigatie.
Na de navigatiefout van Columbus, de Mappa Mundi en Gerrymandering wordt het hoofdstuk via een omweg naar de Matrix afgesloten met “ de wereld bestaat niet”. Want ook de wereld van Neo is slechts een projectie. Dat in elke weergave, dus ook die van de wereld, fouten zitten, is de lezer na dit hoofdstuk zich wel bewust.
In Een verticale evenaar (de internationale datumlijn) beschrijft van Straten hoe (en waar) die lijn er eigenlijk is gekomen en welke rol de Nederlandse cartograaf van Landgren hierbij heeft gespeeld. Bijna interessanter is hoe je een hele dag kan kwijtraken, zoals Pigafetta was overkomen toen hij op de Victoria rond de wereld zeilde. Verklaar dat maar eens aan de gemiddelde burger.
Deze internationale datumlijn is er niet ineens gekomen, maar is langzaam geëvolueerd tot wat hij nu is. Het bijzondere: er ligt geen formeel internationaal verdrag aan ten grondslag. Ofwel: we zouden zomaar kunnen besluiten dat niet Nieuw Zeeland, maar Amsterdam als eerste het nieuwe jaar mag inluiden.
Met dit boek kan je even afstand nemen van het dagdagelijkse, en toch ook weer niet (want alle hoofdstukken hebben we een raakvlak met geo-informatie). Van Straten neemt je letterlijk en figuurlijk mee op reis en zijn verslag bespaart je minstens menig trip naar een veraf gelegen meridiaan of een stoffig archief. Het bevat kennis over feiten die de gemiddelde (Geo) student, en professional, niet zouden misstaan: waar komt de meter vandaan en waarom was daar zeven jaar meetwerk voor nodig? Sinds wanneer hebben we een accurate plaatsbepaling op zee en wie was daarvan de ontdekker? Waarom loopt de nul-meridiaan niet door Parijs, maar door Greenwich?
Platte kaarten geven nooit een bolvormige wereld volledig weer zoals die in werkelijkheid is. Daarom bestaat dé kaart niet. Dat dé wereld niet bestaat hebben we te danken aan de menselijke maat achter ons wereldbeeld. Terug naar de Matrix dus.
Overigens staat de auteur ook tijdens een live presentatie over het onderwerp zijn mannetje. Misschien iets voor de GeoBuzz 2015? (notitie achteraf: het boek werd me door Harmen van Doorn aanbevolen. De volgende keer vermeld ik dat maar meteen in de eerste zin!).
SUI46 Michiel van Straten from VideoLogic on Vimeo.