Het ‘in de Middeleeuwen dacht men dat de aarde plat was’ mag ik nog regelmatig horen. Vaak in combinatie met een ‘en daarom trok Columbus erop uit om het tegendeel te bewijzen’. Vóór de grote filosofen, Plato, Aristoteles, dacht men inderdaad dat de aarde plat was, maar sindsdien ging men (op een enkele uitzondering na) ervan uit dat de aarde bolvormig is. Waarom dan terug naar af in de Middeleeuwen?
Geo-mythe
Hoe dat allemaal gekomen is wordt helder beschreven door (voor)naamgenoot Jan Willem Nienhuys in Skepter, 4/1994, maar ook door niemand minder dat Stephen J Gould in The Late Birth of a Flat Earth*.
In mijn woorden: twee auteurs, John Draper en Andrew White, hebben deze geo-mythe in de 19e eeuw de wereld ingeduwd, omdat ze de overwinning van de wetenschap over de religie wilden etaleren. Het zou zelfs gewaagd zijn om in de middeleeuwen te beweren dat de aarde plat was. Niets van waar, (be)schrijft Kees de Pater in ‘De platte aarde en het conflictmodel voor de relatie geloof-wetenschap’.
Ook Umberto Eco maakt in “De geschiedenis van imaginaire landen en plaatsen” korte metten met dat idee. “Ondanks allerlei legendes waarin het tegendeel wordt beweerd, waren alle middeleeuwse geleerden ervan op de hoogte dat de aarde een bol was” en verder “.., het in de dertiende eeuw geschreven Over de wereldbol van Johannus de Sacrobosco zal eeuwenlang als uitermate gezaghebbend gelden”.
Het is precies dat boek dat ik recent even mocht vasthouden in het tresor van de TU Delft (dank Addie Ritter!) : Johannis de Sacro Bosco’s “Sphaericum opusculum” uitgegeven door Erhard Ratdolt, Venetië, 1485, staat op de eerste pagina in potlood. Zinnen als “Terram et aquam esse rotundas”, “Quae forma sit mundi” en “Quod terra sit centrum mundi” laten ook voor hen die het Latijn niet (meer) zo machtig zijn weinig aan de verbeelding over. Maar het zijn vooral de illustraties in heldere kleuren in dit oudste boek van de TU bibliotheek die boekdelen spreken. Het boekwerk stamt uit 1230, voor de Delftse ingenieurs was de aarde altijd al plat bolvormig (dank een oplettende Edward).
Naïeve cartografie
Waarom dan toch al die kaarten met daarop een platte aarde, terwijl men wist dat de aarde rond was? Als een van de mogelijke verklaringen geeft Umberto Eco: “Het was gewoon een naïeve, conventionele cartografische projectie, zoals we dat nu in feite ook nog doen”. Want de kaarten die we nu produceren en gebruiken zijn meestal 2D, plat. Het geowerkveld gooit nog merendeels een dimensie weg en slaat de werkelijkheid plat, zodra we gaan beheren, analyseren en visualiseren.
Naïef zou ik dat niet willen noemen, maar het is wel een ‘macht der gewoonte’. Er wordt hard gewerkt aan de ontwikkelingen in 3D data en dat levert mooie vergezichten op (zie het recente gegevensbestand 3D gebouwhoogte NL, dank Kadaster, AHN2 van het Waterschapshuis c.s. en uiteraard het gehele 3D Doorbraakproject). Volgens mij gaan die platte kaarten, net zoals de platte aarde van toen, snel tot het verleden behoren. Nog even en we hebben het over: ‘in het begin van de 21e eeuw dacht men nog dat kaarten vooral plat moesten zijn’. En dat is dan geen mythe.
Zelfs vanuit het internationaal ruimtestation ziet de aarde er niet echt plat uit.
Further Up Yonder from Giacomo Sardelli on Vimeo.
* er wordt uitvoerig gequote uit Jeffrey Burton Russell’s, Inventing the Flat Earth: Columbus and Modern Historians (New York: Praeger, 1991). Dat moet ik nog nalezen.
En wel duurzaam in de zin van “de tijd doorstaand”. Ook al begint de gemeente Almere nu aan een open data pilot, het idee is wel dat ze ermee doorgaan. De pilot is op dinsdag 24 maart j.l. begonnen met een heuse open data middag en een officiële druk op de knop (lees een ‘swipe op de Ipad’) door wethouder Mark Pol. Op een gepaste locatie, net naast de trouwzaal, een mooie plek om samen iets nieuws te beginnen. In het programma verder een verhaaltje over ‘duurzaam open data’ en een intro over de Floriade door Edwin Bos. Na de pauze was er een lesje open data recht en een open data spel door “Greenlanders”, Marc de Vries en Frank Verschoor.
Mijn bijdrage (moest inspireren en interactief zijn, net als de rest van de middag) ging in op open data (…), bracht een paar voorbeelden en een paar tips. In wat meer zinnen (dit zou ik ongeveer zo maar gezegd kunnen hebben):
Over open data
Het leek me goed om toch maar even op de definitie van open data terug te komen. Ik zie nog steeds organisaties een eigen definitie (lees met veelal allerlei beperkingen) kiezen. Dat is goed voor een ‘doen-alsof beleid’, maar remt vooral hergebruik door de buitenwereld. De twee besproken modellen zijn het open innovatie model van Chesbrough en de waardeketen van Porter. Open data heeft een interessant effect op deze modellen: zo is het met open data eenvoudiger om te innoveren met data van andere organisaties en is de waardeketen flexibeler in te richten.
De drie perspectieven: als je gesprekspartner met een politieke bril naar open data kijkt (in de zin van: deze data is van ons allemaal), dan wordt een gesprek met degenen die er alleen met een economische bril naar kijkt (hoe creëer ik al dan niet unieke waarde dankzij open data) een stuk lastiger.
Concrete voorbeelden
Vervolgens ben ik met zevenmijlslaarzen door open data voorbeelden gestapt. Van open data producenten zoals Kadaster, CBS, via intermediairs zoals Opentopo.nl en Esri, naar organisaties zoals ProRail, waterschap Zuiderzeeland, Topografie in de klas. Deze laatste categorie innoveert doordat anderen open data ter beschikking hebben gesteld. En in het Porter model: zij hebben (open) data diensten in hun waardeketen opgenomen om zo eenvoudiger tot een nieuwe informatieproduct te komen.
Tips voor duurzame open data
Wat ik daar precies heb gezegd weet ik niet meer (mogelijk hebben we de video nog), maar mijn belangrijkste opmerking blijft om ‘ecosysteem’ te denken – en te handelen. Wat heeft het open data ecosysteem rond mijn idee, mijn voorstel, nodig om tot succes te leiden? In ieder geval een gezamenlijk doel en geen overlappende waardeketen.
Open data workshopping
Na de praatjes en na de pauze kon het echte werk beginnen tijdens de open data workshop. Leuk idee om te onderzoeken hoe je data ook voor geheel andere doeleinden kan gebruiken. Ons groepje kwam uit op een onderwerp rondom veiligheid in Almere en de controle van beleid. Vanwege het vertrouwelijke karakter van dit onderwerp kunnen we daar nu niets meer over zeggen…
En nu?
De gemeente Almere heeft een bescheiden start gemaakt van een open data avontuur, maar doet dat wel met structuur. De datasets zijn voorzien van metadata en ontsloten middels meerdere standaard methodes. Men heeft voor de zeer open (CC0) of zeer open, met bron (CC-BY) licentievormen besloten. Dit moet externa waard creatie maximeren, om het even in vaktermen te gooien. Wat ik nog mis, is het ‘uitgesproken doel’ : wat zou de gemeente willen bereiken met het vrijgeven van bv het bomenbestand? Dat er reacties komen over de kwaliteit? Dat er ander inzicht komt in de spreiding?
Op mijn wensenlijst verder: zou de gemeente Almere niet een overzicht kunnen plaatsen van mogelijke databronnen, die er überhaupt bestaan bij de gemeente (en die buiten het privacy domein vallen). En welke datasets mogelijk ‘binnenkort’ open data kunnen worden?
Overigens, het was leuk om eens aan een open data thuiswedstrijd mee te doen. De open data handschoen is door de gemeente nu geworpen. Wie pakt hem op?
Helaas kon ik maar kort aanwezig zijn bij de recente en 1e editie van de GeoBuzz in Den Bosch, in de voormalige veemarkthallen van Brabant (voor hen die de koeien en paarden niet zelf in herinnering hadden waren er ook posters opgehangen). Het zag er wel allemaal gezellig, feestelijk en een stuk compacter uit dan de vorige evenementen waarvan de vereniging Geo-Informatie Nederland (mede)organisator is geweest. Maar teruglezend in het programmaboekje heb ik me verbaasd over de grote hoeveelheid verschillende woorden die volgens mij vaak –bijna- dezelfde betekenis hebben.
Het geovoorvoegsel
Nu is dat op zich niets nieuws in een wereld waar afkortingen en het voorvoegsel “Geo” al breed worden toegepast. Maar ging het al eerder over afkortingen als AM/FM, RIV, CAD, GIS, Geo-IT en FMIS, nu lijken we van afkortingen naar ‘nieuwe woorden’ door te slaan. Een bloemlezing van de GeoBuzz [met commentaar]: online geo applicatie, geodata-infrastructuur, open source GIS systemen [een systeem van systemen], open source GIS programmatuur [is open source niet altijd een programma?], ruimtelijke data [of geografische?], een wereld van geo innovatie [wat is geo-innovatie?], spatial data store, de ruimtelijke database [of de spatial data store], Geospatial lifecycle management [klinkt als een Oracle term van jaren geleden], realtime geostreaming [tja], OpenGIS [of open source GIS], Locatie gegevens [niet geografische gegevens?], GIS-software [is GIS niet altijd software?], Opensource geosoftware, ruimtelijke informatica, GeoNovation [ik ben geen fan van dit type nieuwe woorden], Kaartviewer [beter dan GISvieuwer], Spatial intelligence (ook wel location intelligence) [ruimtelijke intelligentie?]. Ook het woord “open” is weer rijkelijk aanwezig.
Er heerst ook een prefix mania: “Geo” als voorvoegsel, als het maar even kan: Geowereld [erg mooi], Geotaal, Geo-Innovatie, Geosector, Geobedrijven, Geo-data, Geosoftware, Geo-Analyses. Begrijpelijk, want geo-informatie en de GeoBuzz doen het ons voor, en het maakt Geo juist even bijzonder. Maar is het wel altijd zo handig en reëel? Om nog maar te zwijgen over de Geofilosofie tijdens de presentatie van René ten Bos (goed boek, ik kom erop terug). Zijn er dan geen (geo)grenzen aan het gebruik van het Geo voorvoegsel?
Wat is Geo-ICT?
Geo-ICT vind ik daarbij extra lastig en online vind ik al helemaal geen definitie. GIS Magazine (niet Geo-ICT Magazine) gaat over geo-ICT met een praktische insteek. Wat dat dan is? Naast GIS, “Overheidsinstanties, maar ook het bedrijfsleven doen in toenemende mate hun voordeel met kaartgebaseerde ICT-oplossingen. Google Earth, (3-D) visualisatie en virtual reality, het zijn allemaal ontwikkelingen die impact hebben op het denken en doen van de geo-informaticus. Digitale terreinmodellen, mobiele toepassingen, Location Based Services en GPS-innovatie beïnvloeden doorlopend het werkproces.” De voorzitter van de Tweede kamer wist onlangs al niet wat de afkorting ICT betekent (zij moest het even opzoeken) en met Geo-ICT als term worden we wel erg in het technische hoekje geduwd. Waar begint Geo-ICT en waar eindigt GIS?
Als ik wat verder zoek dan het programmaboekje van de GeoBuzz, kom ik tot: ruimtelijke informatievoorziening, Spatial IT, GeoSpatial IT, Geospatiale workflows, Geospatial software voor.. ruimtelijke informatie, Geospatial data, spatiale gegevens, Geo-producten en diensten, kaartgebaseerde ICT oplossingen. Maar ik lees ook “GIS-technologie of Geo-ICT” en “GeoICT is Informatie en Communicatie Technologie met een ruimtelijke component”. Vanuit de VS hoor ik steeds meer over GIST (Geo Information Science and Technology). GIST heeft wel een mooi metaforisch gehalte (het groeit vanzelf). Is het Geo-ICT?
Geowens
Is dit veelvuldig gebruik van Geo- en de overlappende definities een probleem? Je hoeft geen taalperfectionist te zijn om in te zien dat een gemeenschappelijke taal juist meer dan ‘handig’ kan zijn. We weten dan niet alleen zelf waarover we het met elkaar hebben en waarom we bij elkaar komen. Het is ook voor de buitenwereld en voor toekomstige generaties meteen een stuk duidelijker. De geowereld zou er meer door kunnen geobuzzen!
Als ik dan toch een Geowens voor een succesvol GeoKwekfestijn (lees GeoBuzz) van 2015 mag hebben, dan is het deze: dat we wat meer van dezelfde woorden voor dezelfde dingen gaan gebruiken. Toegegeven, dat GeoBuzzje (de snelle bus van station naar de veemarkt, dank Crotec) vond ik er weer wel een goed idee. Die innovatie ‘mag’ voor mij blijven.
141125 Geobuzz Interview from GeoBuzz on Vimeo.