Helaas kon ik vanwege verplichtingen elders niet aanwezig zijn bij het afscheid van Nico Bakker in maart j.l. Nico was zo’n naam, waarvan we al artikelen lazen tijdens de HTS-Kartografie opleiding en zijn Atlas van Nederland mag in menig boekenkast prijken. Ter gelegenheid van zijn afscheid en als dank voor de vele interessante ontmoetingen heb ik een aantal gedachten over de wel/niet verandering van het werk van een kartografisch professional uitgeschreven . Deze blogpost is een samenvatting van dat artikel, wat meer in blogtaal geschreven. Met dank aan Ferjan, Bert en Menno Jan voor reflectie van het artikel vooraf.
De cartograaf op de grens van de kaart van iedereen
Een kaart is als model van de werkelijkheid niets meer dan dat: een toetsing aan vooraf opgestelde eisen en een gestandaardiseerde visualisatie van die werkelijkheid. De kaartlezer begeeft zich binnen dat model en mag verwachten dat er daarbinnen ook aan die vooraf opgestelde eisen is voldaan. Maar kaartlezers kunnen tegenwoordig ook zelf een bijdrage leveren aan het product kaart. Zo vervagen de grenzen tussen de producent van de kaart en de afnemer, die zelf een beetje producent wordt. Wat is nu de plaats van de cartografische professional? En is die kaart, die ze samen maken, wel van iedereen?
Altijd weten waar wat is
De automatisering bracht de cartografie in de jaren tachtig van de vorig eeuw naar een groter publiek, waarbij nu de kaart als het eindproduct van een geografische informatie systeem (GIS) kan worden beschouwd. In zo’n GIS wordt de kaart gedreven door de onderliggende data en is het een middel voor (geo)grafische informatieoverdracht.
De kaart van nu is gegroeid van een statisch product, met een productiecyclus van meerdere jaren, tot een dynamischer product, dat als het ware met een druk op de knop uit de computer kan rollen. De kaart is ook meer een real-time product geworden, waarop de gegevens van dit moment kunnen worden weergegeven. Door de vrijgave van het GPS-signaal, de ontwikkeling van het mobiele internet en open GeoData zijn kaarten binnen handbereik van een nog groter publiek gekomen.
De kaartlezer in een andere rol
Dat grotere publiek kan ook zelf actief een bijdrage aan de kaart leveren. Zo kan iedereen door het gebruik van sociale media toepassingen, die een locatie component bezitten, zelf objecten aan de kaart toevoegen (een restaurant) en ook een waardeoordeel toevoegen (best goede viskaart). Zo’n oordeel beïnvloedt het gedrag van anderen die zoeken naar een aanbevolen restaurant. De impact van deze observaties zal door de sterkte van de sociale connectie en door het totaal aantal observaties worden beïnvloed. De gebruikers van de mobiele toepassing zelf zijn meer dan betrokken bij de productie van de online thematische kaart: zonder hen zou de kaart niet bestaan.
Een eigen, nieuwe kaart
De kaart als model van de werkelijkheid komt nu ook in het nauw. Als de actieve amateur in geen enkel interpretatiemodel wil passen (wat u een sloot noemt, noem ik een beekje), dan bouwt ieder zijn eigen model van de werkelijkheid, en dus ook zijn eigen kaart. Als ik er geen afstemming in een algemeen model plaatsvindt, dan is de kaart van iedereen een kaart van ‘ieder voor zich’.
De cartografisch professional gaat systematisch op zoek naar de oorspronkelijke observaties, interpreteert deze zelf in haar model en vertaalt zo naar de kaart. Zo beheert ook de huidige cartograaf de grenzen van het model kaart en heeft zij de uitdaging om nieuwe gegevensbronnen van de amateurcartograaf mee te nemen in haar model. En ook al draagt niet iedereen bij aan de nieuwe kaart, toch is deze meer ‘van iedereen’ geworden dan vroeger, gewoon omdat er meer vrijwillege cartografen bij betrokken zijn.
Over kartografie als kunst en wetenschap maak ik ook nog een opmerking in het artikel (ook hier te downloaden). Als ik dat zo teruglees, dan had ik het allang weer anders geschreven. Maar dat is een wederkerend fenomeen.
Tenminste, zo schijnen ze er voor een deel bij het Kadaster over te denken: in de vestiging in Arnhem is een heus Kadaster museum te vinden. Ik mocht recent aanschuiven bij een rondleiding, die uitstekend werd geleid door Zacharias Klaasse. Als een waar orakel (is er iets dat hij niet weet over het Kadaster?) en met een unieke humor leidde hij de groep door de schatten van weleer.
Recent verleden
In het museum is een bonte mengeling van objecten te vinden. Naast oude bewaarstukken en documenten zijn er praktische objecten die nog niet zo heel lang geleden gemeengoed waren op de burelen van de rechtszekerheid in Nederland: transversaalschalen, tachymeters (ook de analoge versie), Brunsviga’s, tafelstereografen. De liefhebber kan ze direct matchen met de Geodesia advertenties uit die tijd. Maar ook het recente verleden krijgt hier aandacht en dus heeft de begintijd van de automatisering ook een plekje gevonden: een matrixprinter (met een verhaal), een Tektronix 4662, een HP 10-C, een PDP. Zou die het nog doen?
Naast de wat officiëlere stukken zijn er betekenisvolle geëmailleerde bordjes met opschriften als “Bureau Verificateur-Ingenieur” en “Buro voor buitengewoon landmeetkundig werk”*. Mooie opschriften waarachter hele verhalen schuil moeten gaan en die zo als titel van een nog te schrijven boek kunnen dienen.
Uniek en toch ook weer niet
Dat een stuk van het (al dan niet geo) verleden in een museum hoort, is niet uniek aan het Kadaster. Eerder dit jaar is mij een bezoek aan het Chinese Kadaster en het China Surverying and Mapping Museum in Beijing en aan het museum van de Italiaanse Topografische Dienst in Firenze gegund. In Beijing lag in het museum de nadruk op de antieke apparatuur, terwijl in het gebouw zelf allerlei oude kaarten werden tentoongesteld. Mijn favorieten: grote kaarten, die op klei of op zijde werden geproduceerd.
In Firenze was een zeer uitgebreide verzameling oude kaarten te bewonderen (waarbij Ortelius en Blau niet ontbraken). Met een groep Esri collega kregen we een zeer persoonlijke en enthousiaste rondleiding, waarbij de rol van de eenwording van Italie – en het nieuwe geonetwerk daarna – in het bijzonder werden toegelicht (nb: het beginpunt van het hoogtenet is te vinden in een zuil van het Pantheon). Dit museum is ook voor het algemeen publiek toegankelijk. Contactpersoon zou ik even moeten opzoeken.
Virtueel geo museum?
Ik vind het een goed idee om het oude wat in stand te houden. Als je geen enkel begrip meer hebt van hoe er 25 jaar geleden nog dagelijks werd gemeten, dan mis je geheel de context van het huidige meetwerk en ‘het weten waar wat gebeurd’. Daarnaast moeten we klaar blijven staan voor noodscenario’s: wat zouden we ooit moeten beginnen als het GPS signaal uitvalt? Weet dan iemand nog waar we zijn? Warm aanbevolen dus, zo’n geo-museum.
Maar of alles van Geo museumwaardig is? De vergaande versoftwarisering van de (geo)wereld, waarbij software en IT een steeds grotere rol spelen, staat de museumwaardigheid ook in de weg: oude software bewaren is wat curieus. Daarnaast volgen de huidige appjes elkaar steeds sneller op.
Gelukkig kan je met die software wel mooie kaarten produceren, zoals te zien was op de MapGallery tentoonstelling van de Esri User Conference afgelopen week. Veel museumwaardig materiaal, waarvan het hoogst gewaardeerde wordt samengevat in een ‘bewaar exemplaar’, een papieren en een digitale versie. Wellicht zijn de geo musea van de toekomst door die softwarisering wel geheel virtueel?
Samenvattend: Geo hoort in een museum. Want wie het geo-verleden niet eert, is het heden niet weerd. (mogelijk een oud Brabants gezegde).
NB een blogpost die ik gewoon moest schrijven na een grootse ‘avond in het Balboa museum park’ als afsluiting van de 33e Esri User Conference.
Op donderdag 20 juni was er een dag voor docenten van het HBO, georganiseerd door SAGEO op het GeoFort over “Geo in het HBO; meer, beter, anders!” (geo tot de macht drie). In het programma o.a. aandacht voor Arcadis en Geo, Onderwijs bij Van Hall Larenstein en de Hogeschool Utrecht, Vergelijking van open source/freeware tools, Geonovum, GeoSparc en de voordelen van open source web, doelen en activiteiten van OSGeo.
Mijn bijdrage aan de dag stond genoteerd als ‘De (online toekomst) van Geo’, wat ik heb vertaald naar ‘wat Esri graag wil bijdragen aan het onderwijs, in relatie tot een aantal relevante trends’. Het waarom: alle Esrianen hebben ook een opleiding genoten (sommigen zijn eeuwig student), we doen graag wat terug voor het onderwijs, we leren van de (soms scherpe) interactie en zien onze betrokkenheid als een investering in een gemeenschappelijke toekomst. Collega Evert Verveer vulde aan met wat het commercieel te betekenen heeft, mijn verhaal in grote lijnen:
Edu trends
Er is veel aan de hand in de wereld van opleiding en onderzoek. Ontwikkelingen zoals de Khan academy en Boundless zetten hoe studenten leren op z’n kop. Open Acces en Open Courseware zijn trends waarmee ook de Nederlandse hogescholen direct aan de slag kunnen gaan. En wat de denken van Massively Open Online Courses, zoals de opkomende over Maps and the Geospatial Revolution (begint op 17 juli, al 18.000 aanmeldingen!). Zou toch mooi zijn als we een dergelijke onderwijs initiatief vanuit Nederland kunnen opzetten? Hoeveel studenten zou je (willen) bereiken?
Esri’s bijdrage
Veel van deze ontwikkelingen vertalen we bij Esri in concrete acties. Het doel blijft om docenten zo goed mogelijk te ondersteunen bij het lesgeven in de brede zin van het woord, en studenten te helpen met de voorbereiding op een carrière met/in GIS. Ook al hebben we geen standaard recept, er zijn wel hoop ingrediënten waarmee we het onderwijs graag willen ondersteunen.
Met het ArcGIS platform als uitgangspunt faciliteren we o.a. een Virtual Campus (109 trainingen zijn ‘omniet’), de Young Scholarship Award, de student meetup(s), de Esri GIS Conferentie en de Esri GIS Tech, gastlessen (over geo, maar ook over onderhandelen, strategie, etc), internships, begeleiding van afstudeerscripties, technologie briefings, bedrijfsbezoeken, etc.
Geo trends
Geo-informatie blijft groeien en het heeft impact op steeds meer werkvelden. Dat maakt geo ‘trendy’, maar het lijkt soms wel of organisaties (en personen) alleen de trends kiezen die in hun straatje passen. De volgende trends lijken mij lastig tegen te spreken: Open, 3D, Apps, Nu.
Open: open innovatie staat voor mij daar centraal, hoewel ik ook veel verwacht van open data.
3D: met 3D vieuwers in de browser en open 3D data zie ik hier een enorme versnelling.
Apps: we leven in een app wereld, waarbinnen de juiste vraag het beste antwoord krijgt. En vaak doet de locatie er toe.
Nu: ik bedoel daarmee realtime. Waar zijn objecten (sensors) en personen, hoe bewegen ze en wat is de mogelijke impact?
De ultieme uitdaging is natuurlijk het matchen van de edu trends met de geo trends!!
De dag eindige met een –te korte- discussie over een aantal stellingen. Ik heb wel wat commentaar op de andere presentaties (vooral die over het Esri ecosysteem, maar dat bleek achteraf een grapje), maar ik wacht daarmee totdat die presentaties ook online verschijnen.
Altijd goed om bij te praten tijdens een dag over ”meer geo in het onderwijs”. Nu nog wat praktisch regelen voor de student meetup tijdens de Esri GIS Conferentie (op woensdag 25 september, komt allen) en voor de winnaar van de Esri Young Scholar Award 2013….